1
Verwarm de oven voor op 220 graden.
2
Schil 400 g bieten en snij in echt kleine blokjes van max. (!) 1 cm. Verhit een scheutje olie in een afdekbare hapjespan of wok en bak de blokjes even aan. Dek af en laat zachtjes gaar smoren in 20-25 minuten. Roer af en toe en zorg dat het niet aanbakt.
3
Schil 400 g aardappelen en snij in blokjes van ca. 2 cm. Schil 175 g wortelpeterselie, halveer in de lengte en snij in halve maantjes. Meng met olie, peper en zout en verdeel over een met bakpapier beklede bakplaat. Rooster ca. 20-25 minuten in de oven.
4
Maak het sausje. Meng ¾ bakje yoghurt met de ½ el (Dijon) mosterd. Snipper ca. 3 cm (bij 2p) van het wit van 1 stengel lente-ui heel fijn en voeg bij de yoghurt. Snij het groen in dunne ringetjes en hou apart voor de garnering. Hak 1 bosje dille fijn en meng door de yoghurt. Breng op smaak met peper en zout.
5
Doe een ruime eetlepel p.p. van de yoghurtsaus in een kommetje en leng aan met ca. 2 el mayonaise voor bij de aardappeltjes.
6
Snij ½ stronkje witlof en ½ stronkje witlof in ringen. Gebruik een vork om 150 g makreel in stukjes te trekken.
7
Check of de bietjes beetgaar zijn. Laat eventueel vocht nog verdampen. Doe ze in een schaal en laat een beetje afkoelen.
8
Meng de bietjes met de saus. Schep de lof, makreel en ½ zakje rucola er voorzichtig doorheen. Garneer met lekker veel lente-ui ringetjes. Serveer de gebakken aardappeltjes en wortelpeterselie erbij met de yoghurt-mayonaisesaus.